De term voedselallergie wordt vaak gebruikt als verzamelnaam voor nadelige reacties op voeding. Bij katten kan voedselallergie huidproblemen en maag- en darmklachten veroorzaken. Dit artikel geeft een overzicht van de symptomen van voedselallergie bij de kat, de methode die de dierenarts gebruikt voor het stellen van de diagnose en de behandeling die de dierenarts bij katten met voedselallergie voorschrijft.

Nadelige reacties op voedsel worden in de praktijk vaak bestempeld als ‘voedselallergie’. Deze naamgeving is niet geheel juist, omdat de term ‘allergie’ aangeeft dat het een reactie van het immunologische afweersysteem betreft. Het immuunsysteem is echter niet bij alle nadelige reacties op voedsel betrokken. Dergelijke reacties kunnen ook een gevolg zijn van niet- of onjuist functioneren van spijsverteringsenzymen en giftige of op medicijngelijkende bijwerkingen van voedingsmiddelen en hun omzettingsproducten (voedselintolerantie) (7). De achterliggende oorzaak van een nadelige reactie op voeding is vaak niet exact vast te stellen. Daarom wordt vaak in de praktijk (9, 13) en ook in dit overzicht, ongeacht de oorzaak, voor alle nadelige reacties op voeding de term voedselallergie gebruikt.

Het is niet precies bekend hoeveel katten last hebben van voedselallergie. De schatting is dat ongeveer 1 tot 10 procent van de huidproblemen bij katten het gevolg is van voedselallergie (2, 4, 5, 10, 13). Voedselallergie komt bij alle kattenrassen even vaak voor. Met betrekking tot het vóórkomen van voedselallergie is er eveneens geen relatie met geslacht of leeftijd aangetoond (4, 5, 15). Voedselallergie kan na een recente verandering in de voeding optreden, maar dit is niet strikt noodzakelijk. Vaak ontwikkelen katten een allergie tegen bestanddelen in de voeding, die zij al jaren zonder problemen gegeten hebben (6, 10).

Symptomen van voedselallergie bij de kat

Voedselallergie kan op vele manieren tot uiting komen en bij iedere kat een ander ziektebeeld opleveren. Er is daarom bij voedselallergie niet te spreken over een algemeen herkenbaar ziektebeeld (5, 13).

De meest voorkomende klacht bij voedselallergie is een niet-seizoengebonden huidprobleem, waarbij jeuk vaak op de voorgrond treedt. De jeuk komt tot uiting in krabben, schuren, likken of overmatig wassen (4). Enkele andere huidklachten die als gevolg van voedselallergie kunnen ontstaan zijn miliaire dermatitis (gekenmerkt door de aanwezigheid van vele kleine korstjes, bobbeltjes en huidschilfers), eosinofiele plaques (grote, verhoogde, vaak rood gekleurde ‘schijven’), haaruitval, zweren en oorontsteking (1, 4, 5, 13, 14). Deze symptomen kunnen zowel afzonderlijk als in combinatie voorkomen. Huidafwijkingen en jeuk kunnen op alle plaatsen van het lichaam voorkomen, maar zijn bij ongeveer de helft van de katten voornamelijk gelokaliseerd op de kop en nek (15). Behalve huidproblemen kan voedselallergie ook maag- en darmklachten zoals braken, diarree en winderigheid veroorzaken (2, 5). Maag- en darmklachten kunnen het enige symptoom van voedselallergie zijn (3), maar kunnen ook in combinatie met huidproblemen voorkomen. Heel zelden kan voedselallergie bij katten naast huidproblemen en maag- en darmklachten andere symptomen zoals astma en gewrichtsontsteking veroorzaken (1, 5).

Hoe wordt door de dierenarts de diagnose voedselallergie gesteld?

Voedselallergie kan, zoals hierboven beschreven is, een veelheid aan symptomen veroorzaken. Het is echter onjuist te denken dat alle katten met bovenbeschreven huidproblemen en/of maagdarmklachten last hebben van voedselallergie. Ook andere oorzaken kunnen tot vergelijkbare symptomen leiden. Irritatie als gevolg van vlooienbeten, allergie voor vlooien, graspollen, huismijt, medicijnen etc. en besmetting met mijten, schimmels of bacteriën kunnen dezelfde huidproblemen veroorzaken als voedselallergie (4, 5, 9, 13). Maag- en darmproblemen kunnen eveneens veroorzaakt worden door besmetting met darmparasieten. Voordat de dierenarts de diagnose voedselallergie kan stellen, is het noodzakelijk andere oorzaken, die eenzelfde ziektebeeld opleveren, uit te sluiten.

Voor het stellen van de diagnose is het allereerst belangrijk dat de dierenarts voldoende informatie krijgt over het ontstaan van de symptomen en de manier waarop klachten zich ontwikkeld hebben. Het is verder nuttig te weten of de kat buiten komt, of er binnen het huishouden meer huisdieren met klachten zijn en welke voeding verstrekt wordt. Vervolgens kan door middel van huidonderzoek, waarbij inspectie van vacht, huid en huidafkrabsels plaatsvindt, de aanwezigheid van parasieten en infecties met schimmels of bacteriën worden vastgesteld (4, 5, 13). Als er duidelijke aanwijzingen zijn dat de kat last heeft van een andere allergie dan voedselallergie (bijvoorbeeld allergie voor vlooien, graspollen, huisstof, huidschilfers of geneesmiddelen) dan kan dit vaak door middel van bloedonderzoek of huidtesten vastgesteld worden. Het is niet mogelijk met behulp van dergelijke testen betrouwbaar een diagnose van voedselallergie te stellen (4, 14).

De enige juiste manier om met zekerheid voedselallergie vast te stellen is door gebruik te maken van een zogenaamd ‘hypoallergeen eliminatiedieet’. Een zelfbereid hypoallergeen eliminatiedieet wordt gemaakt van bestanddelen die de kat niet eerder verstrekt kreeg. Omdat voedselallergie als gevolg van een immunologische reactie tegen een voedermiddel pas kan optreden als het dier vaker aan het voedermiddel is blootgesteld, is de kans dat de kat een nadelige reactie op het hypoallergene eliminatiedieet vertoont zeer gering. De samenstelling van een geschikt hypoallergeen dieet hangt af van de gebruikelijke voeding van de kat. Een zelfbereid eliminatiedieet wordt vaak samengesteld uit uitsluitend lamsvlees en rijst. Als de kat echter gewend is lamsvlees of een commercieel kattenvoeder bereid met lamsvlees te eten, kan bijvoorbeeld kip of konijn gebruikt worden. Gedurende een periode van ongeveer 6 weken krijgt de kat uitsluitend water en het hypoallergene eliminatiedieet verstrekt. Melk, snoepjes, tafelresten, snacks of supplementen mogen niet gegeven worden omdat de kat hier ook gevoelig voor kan zijn (1, 2, 5, 14). Om te kunnen controleren of de kat niets anders dan het hypoallergene dieet eet, moet het dier binnenshuis gehouden worden. Om uitsluitend het effect van het eliminatiedieet te kunnen bestuderen zal een dierenarts over het algemeen tijdens de eliminatietest geen medicijnen ter onderdrukking van allergische reacties of bacteriële infecties voorschrijven. Slechts bij enkele gevallen wordt medicatie gedurende de eerste 2 tot 3 weken van de test toegestaan. Het is dan belangrijk dat het eliminatiedieet nog enkele weken na beëindiging van de medicatie wordt verstrekt om zo het effect van het dieet en de medicatie te kunnen onderscheiden (2). Een test met een hypoallergeen eliminatiedieet vereist de volledige medewerking van de eigenaar van de kat en kan alleen goed verlopen als de eigenaar goed door de dierenarts is voorgelicht en zich strikt aan de voorschriften houdt (12).

Bij een kat met voedselallergie zullen de symptomen tijdens verstrekking van een geschikt hypoallergeen dieet binnen een periode van enkele dagen tot weken verdwijnen (15). Om met zekerheid vast te stellen of de verbetering geen toeval, maar het resultaat van het hypoallergene dieet was, wordt vervolgens de oorspronkelijke voeding weer aan de kat gegeven. Slechts indien de symptomen weer opgewekt worden door het gebruik van de oorspronkelijke voeding en opnieuw herstellen na verstrekking van het hypoallergene dieet, is voedselallergie definitief vastgesteld (2, 11).

Het vaststellen van het allergie-veroorzakende voedingsmiddel

Als de diagnose voedselallergie gesteld is, is het voor de behandeling belangrijk vast te stellen voor welk bestanddeel van de oorspronkelijke voeding de kat allergisch is. Hiervoor wordt telkens slechts één onderdeel van de oorspronkelijke voeding gedurende 1 tot 2 weken aan het hypoallergene dieet toegevoegd (2, 4, 11). Als de kat geen nieuwe symptomen krijgt, kan het voedermiddel blijvend aan het hypoallergene dieet toegevoegd worden. Als echter de klachten binnen enkele uren tot 2 weken na de start van de toediening van het voedingsmiddel terugkomen, is de kat allergisch voor het betreffende voedermiddel en dient dit in het vervolg vermeden te worden. Voor de volgende voedermiddelen is aangetoond dat zij voedselallergie bij de kat kunnen veroorzaken: vlees (rund-, varkens-, kippe-, paarde-, konijne- en lamsvlees), vis, melk en melkproducten, eieren, tarwe-, soja- en rijstemeel, commerciële kattenvoeders en voederadditieven (5, 13, 14). Een kat kan voor meerdere voedermiddelen allergisch zijn (11). Uit de bovenstaande lijst met voedermiddelen die voedselallergie bij katten kunnen veroorzaken blijkt dat er niet in het algemeen gesteld kan worden welke voedermiddelen allergische reacties veroorzaken en welke voedermiddelen niet. Bij de ene kat zal een hypoallergene voeding bestaande uit lamsvlees de symptomen van voedselallergie voorkómen, terwijl lamsvlees bij een andere kat juist symptomen van voedselallergie kan veroorzaken. Gangbare commerciële kattenvoeders bevatten veel gemeenschappelijke bestanddelen. Het is daarom niet zinvol te trachten symptomen van voedselallergie te vermijden door het ene commerciële kattenvoeder te vervangen door het andere (1, 10).

Behandeling van voedselallergie met behulp van een hypoallergeen dieet

Katten met voedselallergie kunnen vrij van symptomen gehouden worden door het voedermiddel waarvoor zij allergisch zijn voortaan te vermijden. Als een kat allergisch reageert op melk of een snack, zijn deze voedermiddelen eenvoudig uit de dagelijkse voeding te verwijderen en kan een normaal commercieel kattenvoeder verstrekt worden. Wanneer de kat allergisch is voor een component uit commercieel kattenvoeder, is het noodzakelijk dat de kat een hypoallergeen voer krijgt, dat het betreffende voedermiddel niet bevat. Voor dit doel kan een zelfbereid voeder, dat als hypoallergeen eliminatiedieet is gebruikt, dienen. Zelfbereide diëten, bestaande uit uitsluitend lamsvlees en rijst, bevatten echter niet alle benodigde voedingsstoffen. Voor volwassen katten die langer dan ca. 6 weken een zelfbereid dieet krijgen en voor kittens in het algemeen, geldt dat er extra voedingsstoffen (oa. calcium, thiamine, ijzer, vetzuren en taurine) aan het zelfbereide dieet toegevoegd moeten worden (8, 13). In plaats van het zelfbereide dieet kunnen ook speciale commerciële hypoallergene diëten gebruikt worden. Een voordeel van commerciële hypoallergene diëten boven zelfbereide diëten is dat zij gemakkelijk in gebruik zijn en een volledige en uitgebalanceerde samenstelling hebben. In enkele gevallen kunnen commerciële hypoallergene diëten het voordeel hebben dat zij minder tandplak, verstopping, diarree en gewichtsverlies veroorzaken (12). Er zijn echter ook nadelen verbonden aan het gebruik van commerciële hypoallergenen diëten. Sommige dieren accepteren de diëten slecht of vertonen toch symptomen van voedselallergie (9). Het opnieuw verschijnen van symptomen na verstrekking van commerciële hypoallergene voeders kan veroorzaakt worden door de toevoeging van componenten die het voeder nutritioneel volledig maken (12).

Prognose

Als eenmaal het allergie-veroorzakende voedermiddel is vastgesteld, is de prognose in het algemeen zeer goed (5, 13). Voedselallergie zelf is niet te genezen, maar de symptomen zijn te voorkomen door het allergie-veroorzakende voedermiddel in de voeding van de kat te vermijden. Door gedurende de rest van het leven een geschikt hypoallergeen dieet te verstrekken kan de kat vrij van symptomen gehouden worden. Soms kan zich een voedselallergie voor een component van het hypoallergene dieet ontwikkelen (6). Het is dan belangrijk opnieuw een geschikt hypoallergeen dieet te vinden.

Samenvatting:

Voedselallergie bij de kat veroorzaakt voornamelijk niet-seizoengebonden huidproblemen die gepaard gaan met jeuk. Behalve huidproblemen kan voedselallergie ook maag- en darmklachten teweeg brengen. Voordat de dierenarts de diagnose voedselallergie kan stellen, is het noodzakelijk andere mogelijke oorzaken uit te sluiten. De definitieve diagnose van voedselallergie kan alleen gesteld worden met behulp van een zogenaamd hypoallergeen dieet, dat uitsluitend bestaat uit voedermiddelen die nooit eerder door de kat gegeten zijn. Katten met voedselallergie kunnen vrij van symptomen gehouden worden door te vermijden dat het allergie-veroorzakende voedermiddel in de voeding van de kat aanwezig is.
Francis Pastoor, Leo Pharmaceutical Products BV, Weesp

Geraadpleegde literatuur

Ackerman, L. (1988) Food hypersensitivity: A rare, but manageable disorder. Vet. Med. nov 1988: 1142-1148.
Carlotti D.N., Remy, I. & Prost, C. (1990) Food allergy in dogs and cats. A review and report of 43 cases. Vet. Dermatol. 1: 55-62.
Dakin, K.A. (1988) Food allergy in a cat. Comp. Anim. Pract. 2(6): 10-11.
Harvey, R. (1993a) Allergische huidaandoeningen bij katten. Waltham Int. Focus 3(4): 9-16.
Muller, G.H., Kirk, R.W. & Scott, D.W. (1989) Food hypersensitivity. In: Small Animal Dermatology. W.B. Saunders, Philidelphia, Pennsylvania, 4th ed., pp.470-474.
Reedy, L.M. (1994) Food hypersensitivity to lamb in a cat. J. Am. Vet. Med. Assoc. 204: 1039-1040.
Roudebush, P. (1993) Adverse reactions to food (allergies). Tijdschr. Diergeneeskd. 118: 29S-32S.
Roudebush, P. & Cowell, C.S. (1992) Results of a hypoallergenic diet survey of veterinarians in North America with a nutritional evaluation of homemade diet prescriptions. Vet. Dermatol. 3: 23-28.
Roudebush, P. & McKeever, P.J. (1993) Evaluation of a commercial canned lamb and rice diet for the management of cutaneous adverse reactions to food in cats. Vet. Dermatol. 4: 1-4.
Scott, D.W. (1978) Immunologic skin disorders in the dog and cat. Vet. Clin. North Am.: Small Anim. Pract. 8: 641-664.
Stogdale, L., Bomzon, L. & Van Den Berg, P. (1982) Food allergy in cats. J. Am. Hosp. Assoc. 18: 188-194.
Vroom, M.W. (1994) Prospectief onderzoek van een commercieel hypoallergeen dieet bij achttien honden met voedselallergie. Tijdschr. Diergeneeskd. 119: 602-604.
Vroom, M.W. (1994) Voedselallergie bij de hond en kat. Tijdschr. Diergeneeskd. 119: 599-601.
White, S.D. (1992) Food hypersensitivity. In: Current Veterinary Therapy XI (Eds. R.W. Kirk & J.D. Bonagura) W.B. Saunders Co., 513-515.
White, S.D. & Sequoia, D. (1989) Reports of retrospective studies. Food hypersensitivity in cats: 14 cases (1982-1987). J. Am. Vet. Med. Assoc. 194:

Dit artikel is met toestemming van mevrouw Trudy Wessel van haar site geplukt. Onze hartelijke dank voor haar toestemming om dit te mogen gebruiken.